Actueel
Voor verruimde schenkvrijstelling geen 180-dagenregel
20 oktober 2021
Heeft de inspecteur het beroep op de verruimde schenkvrijstelling voor de schenkbelasting geaccepteerd? Dan vloeit daaruit dwingend voort dat die verkrijging geen fictief erfrechtelijke verkrijging is, want de 180-dagenregel is niet van toepassing.
Een zoon ontvangt van zijn moeder op 10 januari 2014 een schenking van € 5.141. Daarna ontvangt hij op 4 juli 2014 een bedrag van € 10.000 en in september 2014 een schenking van € 90.000. Bij de aangifte schenkbelasting doet de zoon een beroep op de verruimde schenkvrijstelling van € 100.000. Op 2 oktober 2014 overlijdt moeder. Aanvankelijk heeft de Belastingdienst een navorderingsaanslag schenkbelasting opgelegd, waarbij de verruimde schenkvrijstelling niet in aanmerking is genomen. In beroep vermindert de inspecteur de aanslag schenkbelasting alsnog naar nihil. Bij de Rechtbank Noord-Holland is in geschil of het geschonken bedrag van in totaal € 100.000 als fictief erfrechtelijke verkrijging in aanmerking moet worden genomen. De inspecteur is van oordeel dat hij bij het opleggen van de aanslag erfbelasting ook nog kan toetsen of het beroep op de verruimde vrijstelling schenkbelasting terecht is geweest. De rechtbank is van oordeel dat voor de schenkbelasting vaststaat dat de verruimde vrijstelling uiteindelijk is toegepast. Dan kan de schenking niet geacht worden krachtens erfrecht te zijn verkregen. De rechtbank is van oordeel dat bij het opleggen van de aanslag erfbelasting geen inhoudelijke beoordeling meer kan plaatsvinden van de eerder opgelegde aanslag schenkbelasting. Die inhoudelijke beoordeling moet plaatsvinden bij het opleggen van een aanslag schenkbelasting. Staat vast dat de verruimde schenkvrijstelling van toepassing is, dan vloeit daaruit dwingend voort dat de 180-dagenregel niet van toepassing is. De ontvangen schenking is geen fictief erfrechtelijke verkrijging. Ook de dochter heeft in totaal € 100.000 geschonken gekregen in 2014. Zij is echter vergeten om in de aangifte schenkbelasting een beroep te doen op de verruimde schenkvrijstelling. Zij is daarom in beroep gegaan tegen de aanslag erfbelasting en wil alsnog de verruimde schenkvrijstelling toepassen. Ook hier oordeelt de rechtbank dat voor de vraag of al dan niet recht bestaat op de verruimde vrijstelling schenkbelasting, bij de beoordeling van de aanslag erfbelasting geen plaats meer is. Voor de dochter is de ontvangen schenking van € 100.000 wel een fictief erfrechtelijke verkrijging. Schenkingen die in de 180 dagen voor het overlijden van de erflater worden gedaan, worden tot de erfenis gerekend (de 180-dagenregel). Bron: Rb. Noord-Holland 03-09-2021 (gepubl. 14-10-2021)
Terug naar overzicht
Een zoon ontvangt van zijn moeder op 10 januari 2014 een schenking van € 5.141. Daarna ontvangt hij op 4 juli 2014 een bedrag van € 10.000 en in september 2014 een schenking van € 90.000. Bij de aangifte schenkbelasting doet de zoon een beroep op de verruimde schenkvrijstelling van € 100.000. Op 2 oktober 2014 overlijdt moeder. Aanvankelijk heeft de Belastingdienst een navorderingsaanslag schenkbelasting opgelegd, waarbij de verruimde schenkvrijstelling niet in aanmerking is genomen. In beroep vermindert de inspecteur de aanslag schenkbelasting alsnog naar nihil. Bij de Rechtbank Noord-Holland is in geschil of het geschonken bedrag van in totaal € 100.000 als fictief erfrechtelijke verkrijging in aanmerking moet worden genomen. De inspecteur is van oordeel dat hij bij het opleggen van de aanslag erfbelasting ook nog kan toetsen of het beroep op de verruimde vrijstelling schenkbelasting terecht is geweest. De rechtbank is van oordeel dat voor de schenkbelasting vaststaat dat de verruimde vrijstelling uiteindelijk is toegepast. Dan kan de schenking niet geacht worden krachtens erfrecht te zijn verkregen. De rechtbank is van oordeel dat bij het opleggen van de aanslag erfbelasting geen inhoudelijke beoordeling meer kan plaatsvinden van de eerder opgelegde aanslag schenkbelasting. Die inhoudelijke beoordeling moet plaatsvinden bij het opleggen van een aanslag schenkbelasting. Staat vast dat de verruimde schenkvrijstelling van toepassing is, dan vloeit daaruit dwingend voort dat de 180-dagenregel niet van toepassing is. De ontvangen schenking is geen fictief erfrechtelijke verkrijging. Ook de dochter heeft in totaal € 100.000 geschonken gekregen in 2014. Zij is echter vergeten om in de aangifte schenkbelasting een beroep te doen op de verruimde schenkvrijstelling. Zij is daarom in beroep gegaan tegen de aanslag erfbelasting en wil alsnog de verruimde schenkvrijstelling toepassen. Ook hier oordeelt de rechtbank dat voor de vraag of al dan niet recht bestaat op de verruimde vrijstelling schenkbelasting, bij de beoordeling van de aanslag erfbelasting geen plaats meer is. Voor de dochter is de ontvangen schenking van € 100.000 wel een fictief erfrechtelijke verkrijging. Schenkingen die in de 180 dagen voor het overlijden van de erflater worden gedaan, worden tot de erfenis gerekend (de 180-dagenregel). Bron: Rb. Noord-Holland 03-09-2021 (gepubl. 14-10-2021)