Actueel
Verschil loonaangifte, toch administratieplicht vervuld
29 juni 2021
Het kan gebeuren dat de aangifte loonheffingen niet overeenstemt met de administratie. Maar dat betekent volgens de Hoge Raad nog niet dat de administratieplicht is geschonden.
Volgens de Belastingdienst heeft een bv met een horecaonderneming met betrekking tot de loonheffingen 2011 – 2012 de loonadministratieplicht geschonden. De inspecteur stelt daarom een informatiebeschikking vast. De bv tekent beroep aan tegen de informatiebeschikking, maar Hof Den Haag laat de beschikking in stand. In cassatie heeft de bv echter meer succes. De Hoge Raad oordeelt om te beginnen dat het hof ten onrechte niet is ingegaan op verweren van de bv over de constateringen van de inspecteur over de maand december 2012. Het hofoordeel dat de bv voor die maand niet heeft voldaan aan haar administratieplicht, is dus ondeugdelijk. Ten overvloede merkt de Hoge Raad nog het volgende op over de situatie waarin de aangifte loonheffingen niet overeenstemt met de administratie. In dat geval staat nog geen schending van de administratieplicht door de inhoudingsplichtige vast. Die conclusie is pas gerechtvaardigd als de administratie ‘ernstige’ gebreken vertoont. Vervolgens kijkt de Hoge Raad naar het hofoordeel dat de bv, met wat zij in de loonadministratie voor de maanden januari 2011 t/m december 2011 heeft vastgelegd, niet heeft voldaan aan de administratieplicht. De Hoge Raad vindt de bevindingen van het hof niet toereikend voor dit oordeel. Het hofoordeel met betrekking tot de loonadministratie over de periode januari t/m november 2012 is evenmin voldoende gemotiveerd. De Hoge Raad maakt daarbij nog de volgende opmerking. De constatering dat de administratieplicht is geschonden, moet gebaseerd zijn op bevindingen die voortvloeien uit een onderzoek naar de administratie van de administratieplichtige. De vraag of aan de administratieverplichtingen is voldaan, dient men per tijdvak te beantwoorden. Dat naheffing over meer dan één aangiftetijdvak kan geschieden bij één naheffingsaanslag, doet daaraan geen afbreuk. Bij het geven van een bewijsoordeel kan het gebruik van vermoedens aan bod komen. Dat zal vooral gebeuren in gevallen waarin wat men moet bewijzen niet of bezwaarlijk waarneembaar is voor de rechter of voor de partij op wie de bewijslast rust. Dit doet zich normaal gesproken niet voor bij de beoordeling van een administratie. Bij administratie die voorhanden is kan de inspecteur namelijk aanwijzen wat daarin ontbreekt of onjuist is. De bewering dat een administratieplichtige in bepaalde, niet onderzochte, aangiftetijdvakken niet heeft voldaan aan zijn administratie- en bewaarplicht is en zwaar verwijt. Dat verwijt mag in de regel niet gebaseerd zijn op het niet-naleven van de administratie- en bewaarplicht in wel onderzochte tijdvakken. Dat is alleen anders wanneer voldoende zwaarwegende redenen bestaan waarom dat onderzoek achterwege kan blijven. Bovendien moet dan aannemelijk zijn dat in de niet-onderzochte tijdvakken dezelfde of soortgelijke tekortkomingen aan de orde zijn geweest. Bij de beoordeling of dit aannemelijk is, zijn vermoedens te hanteren die zijn gebaseerd op vaststaande feiten. Van dergelijke vermoedens dient men met terughoudendheid gebruik te maken, aldus de Hoge Raad. Bron: Hoge Raad 25-06-2021
Terug naar overzicht
Volgens de Belastingdienst heeft een bv met een horecaonderneming met betrekking tot de loonheffingen 2011 – 2012 de loonadministratieplicht geschonden. De inspecteur stelt daarom een informatiebeschikking vast. De bv tekent beroep aan tegen de informatiebeschikking, maar Hof Den Haag laat de beschikking in stand. In cassatie heeft de bv echter meer succes. De Hoge Raad oordeelt om te beginnen dat het hof ten onrechte niet is ingegaan op verweren van de bv over de constateringen van de inspecteur over de maand december 2012. Het hofoordeel dat de bv voor die maand niet heeft voldaan aan haar administratieplicht, is dus ondeugdelijk. Ten overvloede merkt de Hoge Raad nog het volgende op over de situatie waarin de aangifte loonheffingen niet overeenstemt met de administratie. In dat geval staat nog geen schending van de administratieplicht door de inhoudingsplichtige vast. Die conclusie is pas gerechtvaardigd als de administratie ‘ernstige’ gebreken vertoont. Vervolgens kijkt de Hoge Raad naar het hofoordeel dat de bv, met wat zij in de loonadministratie voor de maanden januari 2011 t/m december 2011 heeft vastgelegd, niet heeft voldaan aan de administratieplicht. De Hoge Raad vindt de bevindingen van het hof niet toereikend voor dit oordeel. Het hofoordeel met betrekking tot de loonadministratie over de periode januari t/m november 2012 is evenmin voldoende gemotiveerd. De Hoge Raad maakt daarbij nog de volgende opmerking. De constatering dat de administratieplicht is geschonden, moet gebaseerd zijn op bevindingen die voortvloeien uit een onderzoek naar de administratie van de administratieplichtige. De vraag of aan de administratieverplichtingen is voldaan, dient men per tijdvak te beantwoorden. Dat naheffing over meer dan één aangiftetijdvak kan geschieden bij één naheffingsaanslag, doet daaraan geen afbreuk. Bij het geven van een bewijsoordeel kan het gebruik van vermoedens aan bod komen. Dat zal vooral gebeuren in gevallen waarin wat men moet bewijzen niet of bezwaarlijk waarneembaar is voor de rechter of voor de partij op wie de bewijslast rust. Dit doet zich normaal gesproken niet voor bij de beoordeling van een administratie. Bij administratie die voorhanden is kan de inspecteur namelijk aanwijzen wat daarin ontbreekt of onjuist is. De bewering dat een administratieplichtige in bepaalde, niet onderzochte, aangiftetijdvakken niet heeft voldaan aan zijn administratie- en bewaarplicht is en zwaar verwijt. Dat verwijt mag in de regel niet gebaseerd zijn op het niet-naleven van de administratie- en bewaarplicht in wel onderzochte tijdvakken. Dat is alleen anders wanneer voldoende zwaarwegende redenen bestaan waarom dat onderzoek achterwege kan blijven. Bovendien moet dan aannemelijk zijn dat in de niet-onderzochte tijdvakken dezelfde of soortgelijke tekortkomingen aan de orde zijn geweest. Bij de beoordeling of dit aannemelijk is, zijn vermoedens te hanteren die zijn gebaseerd op vaststaande feiten. Van dergelijke vermoedens dient men met terughoudendheid gebruik te maken, aldus de Hoge Raad. Bron: Hoge Raad 25-06-2021