Actueel
Overdracht bestuur verhindert FE btw
25 april 2022
Haalt de fiscus uit een managementovereenkomst dat een overdracht van het gehele bestuur van een lichaam heeft plaatsgevonden? Dan kan daarmee de organisatorische verwevenheid van twee btw-ondernemers zijn verbroken. In dat geval voldoen deze ondernemers niet (meer) aan de voorwaarden voor een fiscale eenheid omzetbelasting.
Een stichting en een holding richten op 19 november 2007 een bv op, die een joint-venture is tussen haar oprichters. De stichting bezit 50,6% van de aandelen in de bv. Deze stichting exploiteert een zorginstelling met huizen en dagverblijven voor gehandicapten en psychiatrische patiënten. Haar prestaties zijn voornamelijk vrijgesteld van btw. De holding houdt een belang van 49,4% in de bv. Daarnaast bezit de holding alle aandelen in een werkvennootschap. Deze vennootschap is werkzaam als schoonmaakbedrijf. Zij is gespecialiseerd in het reinigen van gebouwen. De werkvennootschap verricht btw-belaste werkzaamheden aan haar enige afnemer, de stichting. De bv richt begin oktober 2012 een dochtervennootschap op om daar de niet-schoonmaakwerkzaamheden naartoe te verplaatsen. Tussen de bv en de inspecteur ontstaat vervolgens een geschil of tussen de stichting, de bv en haar dochtervennootschap een fiscale eenheid (FE) voor de omzetbelasting bestaat. Voor een FE btw moet tussen de btw-ondernemers een economische, financiële en organisatorische verwevenheid bestaan. Dat sprake is van economische verwevenheid, staat niet ter discussie. Vervolgens is de vraag of sprake is van financiële en organisatorische verwevenheid. Hof Amsterdam oordeelt dat sprake is van financiële verwevenheid. Het bezit van 50,6% van de aandelen met het daarbij behorende stemrecht is daarvoor voldoende. Daaraan doet niet af dat voor een beperkt aantal besluiten een gekwalificeerde meerderheid van de algemene vergadering van aandeelhouders nodig is. Bij het beantwoorden van de vraag of sprake is van organisatorische verwevenheid, kijkt het hof niet alleen naar de informatie die ten tijde van de aanvraag relevant is geweest. Ook later opgekomen informatie kan relevant zijn. Naderhand is bijvoorbeeld een managementovereenkomst gesloten tussen een andere dochtervennootschap van de holding en de bv. Na het sluiten van deze managementovereenkomst blijkt het hele bestuur te zijn overgedragen aan die andere dochter. Daardoor ontbreekt (nu) de organisatorische verwevenheid. De bv weet niet aannemelijk maken dat zij de inspecteur hierover tijdig heeft ingelicht. Daarom kan zij geen vertrouwen ontlenen aan eerder afgegeven beschikkingen. Het hof oordeelt dat in deze situatie geen sprake is van een FE omzetbelasting. Bron: Hof Amsterdam 29-03-2022 (gepubl. 20-04-2022)
Terug naar overzicht
Een stichting en een holding richten op 19 november 2007 een bv op, die een joint-venture is tussen haar oprichters. De stichting bezit 50,6% van de aandelen in de bv. Deze stichting exploiteert een zorginstelling met huizen en dagverblijven voor gehandicapten en psychiatrische patiënten. Haar prestaties zijn voornamelijk vrijgesteld van btw. De holding houdt een belang van 49,4% in de bv. Daarnaast bezit de holding alle aandelen in een werkvennootschap. Deze vennootschap is werkzaam als schoonmaakbedrijf. Zij is gespecialiseerd in het reinigen van gebouwen. De werkvennootschap verricht btw-belaste werkzaamheden aan haar enige afnemer, de stichting. De bv richt begin oktober 2012 een dochtervennootschap op om daar de niet-schoonmaakwerkzaamheden naartoe te verplaatsen. Tussen de bv en de inspecteur ontstaat vervolgens een geschil of tussen de stichting, de bv en haar dochtervennootschap een fiscale eenheid (FE) voor de omzetbelasting bestaat. Voor een FE btw moet tussen de btw-ondernemers een economische, financiële en organisatorische verwevenheid bestaan. Dat sprake is van economische verwevenheid, staat niet ter discussie. Vervolgens is de vraag of sprake is van financiële en organisatorische verwevenheid. Hof Amsterdam oordeelt dat sprake is van financiële verwevenheid. Het bezit van 50,6% van de aandelen met het daarbij behorende stemrecht is daarvoor voldoende. Daaraan doet niet af dat voor een beperkt aantal besluiten een gekwalificeerde meerderheid van de algemene vergadering van aandeelhouders nodig is. Bij het beantwoorden van de vraag of sprake is van organisatorische verwevenheid, kijkt het hof niet alleen naar de informatie die ten tijde van de aanvraag relevant is geweest. Ook later opgekomen informatie kan relevant zijn. Naderhand is bijvoorbeeld een managementovereenkomst gesloten tussen een andere dochtervennootschap van de holding en de bv. Na het sluiten van deze managementovereenkomst blijkt het hele bestuur te zijn overgedragen aan die andere dochter. Daardoor ontbreekt (nu) de organisatorische verwevenheid. De bv weet niet aannemelijk maken dat zij de inspecteur hierover tijdig heeft ingelicht. Daarom kan zij geen vertrouwen ontlenen aan eerder afgegeven beschikkingen. Het hof oordeelt dat in deze situatie geen sprake is van een FE omzetbelasting. Bron: Hof Amsterdam 29-03-2022 (gepubl. 20-04-2022)