Actueel
Loon meestverdienende werknemer nog steeds relevant voor dga
11 november 2021
Hoewel het loon bij de meest vergelijkbare dienstbetrekking erg belangrijk is in de gebruikelijkloonregeling, is het loon van de meestverdienende werknemer ook van belang.
Een man is dga van een holding, die 48% van de aandelen en ongeveer 2% van de certificaten houdt in een tussenhoudstervennootschap. Deze tussenhoudstervennootschap bezit (in)direct alle aandelen in vijftien bedrijven. De man is niet alleen (indirect) statutair bestuurder van deze vennootschappen, maar ook business (unit) directeur van twee bedrijven. Hij ziet zichzelf als groepsdirecteur en eindbaas. Vanaf 2013 tot en met 2018 heeft de dga jaarlijks een loon genoten van de holding van € 122.486. Bovendien heeft hij een oplopende rekening-courantschuld bij zijn holding. De Belastingdienst denkt dat het gebruikelijk loon voor de dga het werkelijk uitbetaalde loon overtreft. De inspecteur stelt het gebruikelijk loon van de dga op het loon van de meestverdienende medewerker in het concern. Dat loon lig tussen € 177.705 (2013) en € 217.4279 (2016). De dga en zijn holding gaan in beroep omdat zij het niet eens zijn met deze correcties. De dga beargumenteert dat het loon van de meestverdienende werknemer hoger is dan 75% van het loon dat hoort bij de meest vergelijkbare dienstbetrekking. De dienstbetrekking van de meestverdienende werknemer is niet de meest vergelijkbare dienstbetrekking. Rechtbank Noord-Holland is het op dat punt met hem eens. Vervolgens stelt de dga dat de dienstbetrekkingen van twee directeuren van twee vergelijkbare installatiebedrijven de meest vergelijkbare dienstbetrekkingen zijn. Dat standpunt weet hij echter niet aannemelijk te maken. Hij overlegt wel brieven met loongegevens van deze twee directeuren, maar er is geen functieomschrijving beschikbaar. Bovendien wijst het oplopen van de rekening-courantschuld van de dga erop dat de holding hem te weinig uitbetaalt. De rechtbank verklaart de beroepen van de dga en zijn holding dan ook ongegrond. Bron: Rb. Noord-Holland 15-10-2021 (gepubl. 08-11-2021)
Terug naar overzicht
Een man is dga van een holding, die 48% van de aandelen en ongeveer 2% van de certificaten houdt in een tussenhoudstervennootschap. Deze tussenhoudstervennootschap bezit (in)direct alle aandelen in vijftien bedrijven. De man is niet alleen (indirect) statutair bestuurder van deze vennootschappen, maar ook business (unit) directeur van twee bedrijven. Hij ziet zichzelf als groepsdirecteur en eindbaas. Vanaf 2013 tot en met 2018 heeft de dga jaarlijks een loon genoten van de holding van € 122.486. Bovendien heeft hij een oplopende rekening-courantschuld bij zijn holding. De Belastingdienst denkt dat het gebruikelijk loon voor de dga het werkelijk uitbetaalde loon overtreft. De inspecteur stelt het gebruikelijk loon van de dga op het loon van de meestverdienende medewerker in het concern. Dat loon lig tussen € 177.705 (2013) en € 217.4279 (2016). De dga en zijn holding gaan in beroep omdat zij het niet eens zijn met deze correcties. De dga beargumenteert dat het loon van de meestverdienende werknemer hoger is dan 75% van het loon dat hoort bij de meest vergelijkbare dienstbetrekking. De dienstbetrekking van de meestverdienende werknemer is niet de meest vergelijkbare dienstbetrekking. Rechtbank Noord-Holland is het op dat punt met hem eens. Vervolgens stelt de dga dat de dienstbetrekkingen van twee directeuren van twee vergelijkbare installatiebedrijven de meest vergelijkbare dienstbetrekkingen zijn. Dat standpunt weet hij echter niet aannemelijk te maken. Hij overlegt wel brieven met loongegevens van deze twee directeuren, maar er is geen functieomschrijving beschikbaar. Bovendien wijst het oplopen van de rekening-courantschuld van de dga erop dat de holding hem te weinig uitbetaalt. De rechtbank verklaart de beroepen van de dga en zijn holding dan ook ongegrond. Bron: Rb. Noord-Holland 15-10-2021 (gepubl. 08-11-2021)