Actueel
Geen verzekeringsplicht dankzij grote vrijheid in werk
23 maart 2022
Een arbeidskracht die zeer vrij is in het uitoefenen van zijn werkzaamheden, is vermoedelijk niet verplicht verzekerd voor de werknemersverzekeringen.
Een vrouw heeft een klein administratiekantoor gehad. In dat kader verricht zij werkzaamheden voor verschillende ondernemers. Een van deze ondernemers is een VOF die op 22 februari 2001 tot stand is gekomen. De vennoten zijn de echtgenoot van de vrouw en zijn neef. De VOF is actief op verschillende gebieden waaronder de verkoop van watersportartikelen, de handel in voertuigen maar ook wortelteelt. In 2013 gaat de vrouw fulltime in de kraamzorg werken. Vanaf dat moment neemt alleen de VOF nog administratieve werkzaamheden van haar af. In het begin is geen overeenkomst opgesteld met betrekking tot de werkzaamheden van de vrouw. In onderling overleg komen de partijen echter tot de conclusie dat de vrouw recht heeft op een vergoeding. Een assistent plaatst de vrouw in 2013 op de loonlijst. De vrouw krijgt daarom als zodanig uitbetaald. De VOF vraagt op 6 september 2019 een beschikking aan dat de vrouw niet verzekeringsplichtig is voor de werknemersverzekeringen. In het kader van dat verzoek stellen de VOF en de vrouw in september 2019 een document op met de titel ‘arbeidsovereenkomst van onbepaalde tijd’. Volgens dit document, dat de partijen ondertekenen, is de vrouw per 1 januari 2013 in dienst getreden bij de VOF. De Belastingdienst beslist in een beschikking dat de vrouw per 1 januari 2013 wel verzekerd is voor de werknemersverzekeringen van de WW, Wet WIA en ZW. Vervolgens start de VOF een bezwaarprocedure. Bovendien ondertekenen de VOF en de vrouw in juli 2020 een nieuw document met de titel ‘overeenkomst van opdracht’. De fiscus weigert echter de beschikking aan te passen. Wanneer de VOF in beroep gaat, stelt de rechtbank vast dat hier geen sprake is van een dienstbetrekking. Bij dit oordeel heeft de rechtbank weinig waarde gehecht aan de overeenkomsten, aangezien die elkaar tegenspreken. Bovendien zijn die twee documenten opgesteld omdat de fiscus om overeenkomsten heeft gevraagd. Een ander relevant punt is het ontbreken van de gezagsverhouding. Tussen de vrouw en de vennoten bestaat een persoonlijke band. Daarnaast geniet de vrouw grote vrijheid in het bepalen van haar werktijden en werkplek. Van huisregels of een verlofregeling is in dit geval geen sprake. De vennoten zijn zelf niet administratief onderlegd en geven dan ook geen instructies. Nu geen sprake is van een dienstbetrekking, is evenmin sprake van verzekeringsplicht. Bron: Rb. Noord-Holland 22-02-2022 (gepubl. 11-03-2022)
Terug naar overzicht
Een vrouw heeft een klein administratiekantoor gehad. In dat kader verricht zij werkzaamheden voor verschillende ondernemers. Een van deze ondernemers is een VOF die op 22 februari 2001 tot stand is gekomen. De vennoten zijn de echtgenoot van de vrouw en zijn neef. De VOF is actief op verschillende gebieden waaronder de verkoop van watersportartikelen, de handel in voertuigen maar ook wortelteelt. In 2013 gaat de vrouw fulltime in de kraamzorg werken. Vanaf dat moment neemt alleen de VOF nog administratieve werkzaamheden van haar af. In het begin is geen overeenkomst opgesteld met betrekking tot de werkzaamheden van de vrouw. In onderling overleg komen de partijen echter tot de conclusie dat de vrouw recht heeft op een vergoeding. Een assistent plaatst de vrouw in 2013 op de loonlijst. De vrouw krijgt daarom als zodanig uitbetaald. De VOF vraagt op 6 september 2019 een beschikking aan dat de vrouw niet verzekeringsplichtig is voor de werknemersverzekeringen. In het kader van dat verzoek stellen de VOF en de vrouw in september 2019 een document op met de titel ‘arbeidsovereenkomst van onbepaalde tijd’. Volgens dit document, dat de partijen ondertekenen, is de vrouw per 1 januari 2013 in dienst getreden bij de VOF. De Belastingdienst beslist in een beschikking dat de vrouw per 1 januari 2013 wel verzekerd is voor de werknemersverzekeringen van de WW, Wet WIA en ZW. Vervolgens start de VOF een bezwaarprocedure. Bovendien ondertekenen de VOF en de vrouw in juli 2020 een nieuw document met de titel ‘overeenkomst van opdracht’. De fiscus weigert echter de beschikking aan te passen. Wanneer de VOF in beroep gaat, stelt de rechtbank vast dat hier geen sprake is van een dienstbetrekking. Bij dit oordeel heeft de rechtbank weinig waarde gehecht aan de overeenkomsten, aangezien die elkaar tegenspreken. Bovendien zijn die twee documenten opgesteld omdat de fiscus om overeenkomsten heeft gevraagd. Een ander relevant punt is het ontbreken van de gezagsverhouding. Tussen de vrouw en de vennoten bestaat een persoonlijke band. Daarnaast geniet de vrouw grote vrijheid in het bepalen van haar werktijden en werkplek. Van huisregels of een verlofregeling is in dit geval geen sprake. De vennoten zijn zelf niet administratief onderlegd en geven dan ook geen instructies. Nu geen sprake is van een dienstbetrekking, is evenmin sprake van verzekeringsplicht. Bron: Rb. Noord-Holland 22-02-2022 (gepubl. 11-03-2022)