Actueel
Fout in verhuurovereenkomst, maar toch btw-aftrek
08 december 2021
Een verhuurovereenkomst sluit langdurige verhuur niet uit, maar verder wijst alles erop dat de partijen alleen kortdurend willen verhuren. In zo’n geval is sprake van kortdurende verhuur en eventueel aftrek van voorbelasting.
Een bv exploiteert diverse onroerende zaken, waaronder een pand dat bij aankoop uit drie appartementen bestaat. De bv laat het pand in 2012 en 2013 verbouwen tot acht appartementen. Zij onderhandelt in 2013 met een ander bedrijf over de uitbesteding van de gemeubileerde verhuur van de appartementen. De bv verwacht een short-stay vergunning te krijgen. Dat houdt in dat het is toegestaan de appartementen gemeubileerd te verhuren voor hooguit zes maanden. Op 1 oktober 2013 ondertekenen de bv en het bedrijf een huurovereenkomst voor vijf jaar. De huur vindt volgens de bv belast plaats. Daarom wil zij voorbelasting aftrekken. Maar de Belastingdienst meent dat sprake is van btw-vrijgestelde verhuur. De bv krijgt daarom naheffingsaanslagen omzetbelasting opgelegd. Zij stapt daarop naar de rechtbank. Rechtbank Noord-Holland overweegt dat de partijen het erover eens zijn dat ook de verhuur aan een tussenpersoon die de appartementen voor eigen rekening doorverhuurt aan eindgebruikers btw-belast kan zijn. Maar dan moet sprake zijn van kortdurende verhuur. Op basis van de tekst van de huurovereenkomst is echter langere verhuur ook mogelijk. De bv beweert dat het hier een misslag betreft. De rechtbank is het met de bv eens dat de bedoeling tussen haar en het bedrijf duidelijk is geweest. Uit hun gesprekken over de vergunning blijkt dat zij hebben gestreefd naar kortdurende verhuur. Bovendien heeft de bv na het ondertekenen het bedrijf nadrukkelijk erop gewezen de appartementen conform de vergunningsvoorwaarden te verhuren. Het bedrijf heeft dat ook gedaan. Verder blijkt uit brieven van de bv aan de gemeente dat zij al voor de verbouwing van plan was om kortdurend te verhuren. De rechtbank verklaart het beroep van de bv gegrond. Bron: Rb. Noord-Holland 23-11-2021
Terug naar overzicht
Een bv exploiteert diverse onroerende zaken, waaronder een pand dat bij aankoop uit drie appartementen bestaat. De bv laat het pand in 2012 en 2013 verbouwen tot acht appartementen. Zij onderhandelt in 2013 met een ander bedrijf over de uitbesteding van de gemeubileerde verhuur van de appartementen. De bv verwacht een short-stay vergunning te krijgen. Dat houdt in dat het is toegestaan de appartementen gemeubileerd te verhuren voor hooguit zes maanden. Op 1 oktober 2013 ondertekenen de bv en het bedrijf een huurovereenkomst voor vijf jaar. De huur vindt volgens de bv belast plaats. Daarom wil zij voorbelasting aftrekken. Maar de Belastingdienst meent dat sprake is van btw-vrijgestelde verhuur. De bv krijgt daarom naheffingsaanslagen omzetbelasting opgelegd. Zij stapt daarop naar de rechtbank. Rechtbank Noord-Holland overweegt dat de partijen het erover eens zijn dat ook de verhuur aan een tussenpersoon die de appartementen voor eigen rekening doorverhuurt aan eindgebruikers btw-belast kan zijn. Maar dan moet sprake zijn van kortdurende verhuur. Op basis van de tekst van de huurovereenkomst is echter langere verhuur ook mogelijk. De bv beweert dat het hier een misslag betreft. De rechtbank is het met de bv eens dat de bedoeling tussen haar en het bedrijf duidelijk is geweest. Uit hun gesprekken over de vergunning blijkt dat zij hebben gestreefd naar kortdurende verhuur. Bovendien heeft de bv na het ondertekenen het bedrijf nadrukkelijk erop gewezen de appartementen conform de vergunningsvoorwaarden te verhuren. Het bedrijf heeft dat ook gedaan. Verder blijkt uit brieven van de bv aan de gemeente dat zij al voor de verbouwing van plan was om kortdurend te verhuren. De rechtbank verklaart het beroep van de bv gegrond. Bron: Rb. Noord-Holland 23-11-2021