Actueel
Doorbetaaldloonregeling ook bij uitbetaling aan eigen bv
26 april 2022
Laat een bestuurder het loon voor zijn werkzaamheden voor een werkmaatschappij doorbetalen aan zijn eigen holding? Volgens Rechtbank Zeeland-West-Brabant is dat geen reden om de toepassing van de doorbetaaldloonregeling te weigeren.
De zaak ziet op een bv die een energiebedrijf drijft. Drie natuurlijke personen houden via hun persoonlijke holdings ieder 5% van de aandelen in de bv. Verder houden drie buitenlandse aandeelhouders de resterende 85% van de aandelen. De aandeelhouders van de bv sluiten een shareholders agreement. Daarnaast sluit de bv managementovereenkomsten met de drie persoonlijke holdings. Zij moet aan twee van deze holdings jaarlijks een vergoeding van € 135.000 betalen. De derde holding ontvangt een vergoeding van € 180.000. Op hun beurt maken de holdings afspraken met hun aandeelhouders. Zij komen overeen dat de aandeelhouders voor de bv bestuurswerkzaamheden verrichten. De bv meent dat met betrekking tot de werkzaamheden van de bestuurders de doorbetaaldloonregeling van toepassing is. Maar de inspecteur denkt daar anders over. De Belastingdienst stelt dat de bestuurders hun werkzaamheden voor de bv niet uitvoeren op grond van hun dienstbetrekking bij hun persoonlijke holdings. De bv zou daardoor zou de hoofdwerkgever van de bestuurders zijn. De rechtbank volgt de inspecteur niet in deze redenring. Door hun aanmerkelijk belang in de bv zijn de bestuurders in ieder geval fictief in dienstbetrekking. Bovendien zijn zij werkelijk in dienstbetrekking bij hun holdings. De rechtbank oordeelt vervolgens dat het laten uitbetalen van het loon aan de eigen vennootschap toepassing van de doorbetaaldloonregeling niet in de weg staat. Ook constateert de rechtbank dat sprake is van gedeeld ondernemerschap, zodat de gehanteerde structuur zakelijk genoeg is. Ten slotte zijn de holdings niet aan te merken als zuivere management-bv’s. Het gevolg is dat geen sprake is van misbruik. De rechtbank stelt de bv in het gelijk. Bron: Rb. Zeeland-West-Brabant 06-04-2022 (gepubl. 19-04-2022)
Terug naar overzicht
De zaak ziet op een bv die een energiebedrijf drijft. Drie natuurlijke personen houden via hun persoonlijke holdings ieder 5% van de aandelen in de bv. Verder houden drie buitenlandse aandeelhouders de resterende 85% van de aandelen. De aandeelhouders van de bv sluiten een shareholders agreement. Daarnaast sluit de bv managementovereenkomsten met de drie persoonlijke holdings. Zij moet aan twee van deze holdings jaarlijks een vergoeding van € 135.000 betalen. De derde holding ontvangt een vergoeding van € 180.000. Op hun beurt maken de holdings afspraken met hun aandeelhouders. Zij komen overeen dat de aandeelhouders voor de bv bestuurswerkzaamheden verrichten. De bv meent dat met betrekking tot de werkzaamheden van de bestuurders de doorbetaaldloonregeling van toepassing is. Maar de inspecteur denkt daar anders over. De Belastingdienst stelt dat de bestuurders hun werkzaamheden voor de bv niet uitvoeren op grond van hun dienstbetrekking bij hun persoonlijke holdings. De bv zou daardoor zou de hoofdwerkgever van de bestuurders zijn. De rechtbank volgt de inspecteur niet in deze redenring. Door hun aanmerkelijk belang in de bv zijn de bestuurders in ieder geval fictief in dienstbetrekking. Bovendien zijn zij werkelijk in dienstbetrekking bij hun holdings. De rechtbank oordeelt vervolgens dat het laten uitbetalen van het loon aan de eigen vennootschap toepassing van de doorbetaaldloonregeling niet in de weg staat. Ook constateert de rechtbank dat sprake is van gedeeld ondernemerschap, zodat de gehanteerde structuur zakelijk genoeg is. Ten slotte zijn de holdings niet aan te merken als zuivere management-bv’s. Het gevolg is dat geen sprake is van misbruik. De rechtbank stelt de bv in het gelijk. Bron: Rb. Zeeland-West-Brabant 06-04-2022 (gepubl. 19-04-2022)