Actueel
Bestuurder actief bedrijf mag fiscus later betalen
04 maart 2021
In principe hebben bestuurders van een vennootschap een redelijke vrijheid in het bepalen van de schudeisers die het eerst hun betaling ontvangen. Zo luidt in ieder geval het oordeel van Rechtbank Gelderland. Overigens eindigt deze vrijheid als de bestuurder besluit de onderneming te liquideren en er onvoldoende liquide middelen zijn om alle schulden te betalen.
Een holding is de enige bestuurder van een vennootschap waarin zij 50% van de aandelen houdt. In maart 2016 vindt de ontbinding van de vennootschap plaats. Op dat moment staat nog een bedrag van bijna € 250.000 aan loon- en omzetbelastingschulden open. Volgens de ontvanger valt de holding onbehoorlijk bestuur te verwijten. Daardoor zijn de belastingschulden aan haar te wijten, zo stelt de fiscus. De holding heeft namelijk de vennootschap de crediteuren laten betalen en zijn rekening-courantschuld laten aflossen. De holding stelt dat zij de crediteuren eerder heeft betaald om zo de vennootschap te kunnen voortzetten. Maar de ontvanger denkt dat de holding haar crediteuren pas heeft betaald nadat zij heeft besloten de onderneming te staken. De holding is het oneens met de aansprakelijkstelling. Zij begint daarom een beroepsprocedure voor de rechtbank. De rechtbank constateert dat de holding tijdig de betalingsonmacht heeft gemeld. Het gevolg is dat de ontvanger aannemelijk dient te maken dat de holding de vennootschap onbehoorlijk heeft bestuurd. Daarnaast moet dit onbehoorlijke bestuur de oorzaak zijn van het onbetaald blijven van de belastingschulden. De rechtbank oordeelt dat een bestuurder in beginsel vrij is om op basis van eigen afwegingen te bepalen welke schuldeiser hij als eerste betaalt. De beslissing om belastingschulden geen voorrang te geven is pas onbehoorlijk bestuur als geen redelijk denkend bestuurder dat zou doen. De situatie is trouwens anders als de vennootschap besluit haar onderneming te beëindigen en niet al haar schulden kan voldoen. In dat geval is de bestuurder niet vrij om zelf te bepalen welke schuldeisers voorrang krijgen. De ontvanger maakt echter niet aannemelijk dat deze situatie zich voordoet. Hij kan niet bewijzen dat holding voor het betalen aan de crediteuren al van plan was om haar onderneming te staken. Daarom vernietigt de rechtbank de aansprakelijkstelling. Bron: Rb. Gelderland 12-02-2021 (gepubl. 02-03-2021)
Terug naar overzicht
Een holding is de enige bestuurder van een vennootschap waarin zij 50% van de aandelen houdt. In maart 2016 vindt de ontbinding van de vennootschap plaats. Op dat moment staat nog een bedrag van bijna € 250.000 aan loon- en omzetbelastingschulden open. Volgens de ontvanger valt de holding onbehoorlijk bestuur te verwijten. Daardoor zijn de belastingschulden aan haar te wijten, zo stelt de fiscus. De holding heeft namelijk de vennootschap de crediteuren laten betalen en zijn rekening-courantschuld laten aflossen. De holding stelt dat zij de crediteuren eerder heeft betaald om zo de vennootschap te kunnen voortzetten. Maar de ontvanger denkt dat de holding haar crediteuren pas heeft betaald nadat zij heeft besloten de onderneming te staken. De holding is het oneens met de aansprakelijkstelling. Zij begint daarom een beroepsprocedure voor de rechtbank. De rechtbank constateert dat de holding tijdig de betalingsonmacht heeft gemeld. Het gevolg is dat de ontvanger aannemelijk dient te maken dat de holding de vennootschap onbehoorlijk heeft bestuurd. Daarnaast moet dit onbehoorlijke bestuur de oorzaak zijn van het onbetaald blijven van de belastingschulden. De rechtbank oordeelt dat een bestuurder in beginsel vrij is om op basis van eigen afwegingen te bepalen welke schuldeiser hij als eerste betaalt. De beslissing om belastingschulden geen voorrang te geven is pas onbehoorlijk bestuur als geen redelijk denkend bestuurder dat zou doen. De situatie is trouwens anders als de vennootschap besluit haar onderneming te beëindigen en niet al haar schulden kan voldoen. In dat geval is de bestuurder niet vrij om zelf te bepalen welke schuldeisers voorrang krijgen. De ontvanger maakt echter niet aannemelijk dat deze situatie zich voordoet. Hij kan niet bewijzen dat holding voor het betalen aan de crediteuren al van plan was om haar onderneming te staken. Daarom vernietigt de rechtbank de aansprakelijkstelling. Bron: Rb. Gelderland 12-02-2021 (gepubl. 02-03-2021)